Sound. Groove. Attitude. En een randje.

Nog meer Manuel Hugas!

De Bassist Plus 16-12-2020 10:43

In De Bassist 55, januari - maart 2021, lees je een groot interview met de eveneens grote Manuel Hugas. Maar er was nog veel meer dat niet in het magazine paste en dat lees je hier. Hugas vertelt over sound, over zijn rol op het Conservatorium van Amsterdam, fraseren en zijn bassen.

Tekst: Joris van Nispen | Fotografie: Marc Deurloo
Het magazine is zonder verzendkosten te bestellen via muziekmagazines.nl

“De passie voor muziek begon bij mij al heel jong; ik was een muziekfreak en luisterde naar platen van mijn vader: Stevie Wonder, Herbie Hancock. Op mijn zestiende raakte ik al snel geïnteresseerd in Jaco Pastorius, Miles Davis en Weather Report en had ik mijn eerste jazz-rock/fusion-bandje: Free Kick, waar ik 2 albums mee heb opgenomen en op North Sea heb gespeeld. The rest is history… Mijn huidige band Liquid Spirits is aan de ene kant heel erg geënt op de jazz, funk en soul van de ‘70s (bijvoorbeeld het groezelige ‘There’s a riot going on’ van Sly Stone), maar Wiboud en ik zijn ook flink door de productie, sound en hip-hop van de ‘90s beïnvloed (denk aan A Tribe Called Quest, Slum Village, The Roots) – en ook door artiesten van vandaag (Kendrick Lamar, Thundercat, Anderson Paak). We hebben songs geschreven met de bekende producer en songwriter Leon Ware - bekend van Michael Jackson, Quincy Jones en Marvin Gaye. Ons nieuwe album ‘Years’ laat nog meer dan de vorige albums het intuïtieve, het rauwe, het onverwachte horen. Er staan geen compleet uitgeschreven liedjes-liedjes op. Die zijn soms wel mooi, maar als ik een song mooi vind, dan is het zelden het liedje zelf: meestal is het de zanger, de sound of de vibe. Het magische van muziek zit voor mij vaak in iets wat je niet uit kunt leggen, iets totaal onverwachts. Waarom groovet iets zo enorm? Dat is iets heel aparts.”

Sound
“Ik ben technisch gesproken autodidact op de basgitaar. Ik heb altijd veel om me heen gevraagd als ik iets tegenkwam. Maar vooral heb ik heel veel naar mijn jeugdheld Pastorius geluisterd: naar zijn sound, zijn attitude, het wilde aan de ene kant en het lyrische aan de andere kant waren toen magisch voor mij. Pastorius heeft een stroming in gang gezet die verder een beetje aan mij voorbij is gegaan; hij is voor mij echt een unieke gast, een echte frontman pur sang. Ik ben altijd geobsedeerd geweest door sound en dat begon voor mij pas goed door naar hem te luisteren. Het is nooit alleen de muziek of wat iemand speelt; hoe je tot zo’n sound komt, bepaalt net zozeer je eigenheid. Neem Jamerson: binnen twee noten hoor je dat hij het is. Muziek is voor mij onlosmakelijk verbonden met sound.”"

“In ons curriculum op het Conservatorium van Amsterdam, waar ik de afgelopen 17 jaar hoofd van de afdeling Basgitaar ben, gaat het er dan ook om dat iemand gedurende de opleiding een beeld van zichzelf creëert binnen de muziek business en wat voor bassist hij of zij wil zijn. Daar helpen we ze bij, want er is natuurlijk heel wat te kiezen. Het is
allemaal goed, maar je moet die keuze wel maken: wij helpen ze de beste muzikant worden die ze zelf willen zijn. Dat is ook de visie van coördinator van de Popafdeling Jack Pisters. Toen ik 18 bent, lag mijn focus helemaal op de bas en het bredere perspectief kwam later. Uiteindelijk moeten bassisten breder over muziek leren nadenken dan alleen maar die bas. Je moet je spel eigenlijk meer als producer beoordelen dan als bassist. Steeds vaker kunnen we bij de audities al selecteren op een duidelijke richting, een doel of visie. De nieuwe generatie muzikanten lijkt steeds breder geïnteresseerd te zijn qua
productie, andere instrumenten en muziekstijlen. Ik kom nog uit de jam-tijd!”

“In het eerste jaar komt veel instrumentbeheersing aan bod, van plectrumtechnieken tot vingertechnieken in diverse stijlen. Maar het gaat er vooral om dat niet alleen je techniek goed is, maar dat ook samengaat met de bas-sound. Hoe goed ken je je eigen instrument en hoe maak je die bas sound die je wilt hebben? Dàt bepaalt voor een groot deel de identiteit van een bassist. Soms heb je een bepaalde sound nodig om de groove of feel te kunnen bereiken; maar je hebt ook techniek nodig om je instrument zo onder controle te krijgen dat je via hele kleine technische aanpassingen om iets dat niet groovet wèl te laten grooven. Dat heeft niets te maken met heel snel kunnen spelen, of flitsende solo’s af te leveren. Het heeft alles te maken met het kunnen fraseren van de groove. Bij klassieke instrumenten heeft de interpretatie van een bestaand stuk per saldo alleen maar te maken met de persoonlijke frasering. Vooral dàt wil ik studenten uitleggen. Daarbij is wat ik doe niet de standaard; ze hoeven niet te doen wat ik doe. Maar een punk-bassist in spe moet thuis, in de studio en live wel een soortgelijke zoektocht afleggen als ik gedaan heb, en komt dan bij hele andere instrumenten uit, en gebruikt bijvoorbeeld een plectrum, een Rickenbacker en een gitaarversterker. Daarmee kom je in die muziek verder dan op een Precision met flatwounds. Van een goede bas
sound ga je op een bepaalde manier spelen en je manier van spelen bepaalt in wisselwerking ook je bas sound - en daarmee je identiteit. Daarom benadruk ik bij open dagen ook altijd dat je niet de duurste bas hoeft te kopen, maar ga ook zeker niet voor een te goedkoop instrument. Een instrument moet je inspireren en speelplezier geven.”

Fraseren 
“Frasering is hoe je de noten plaatst ten opzichte van de rest van de muziek. Als je zestiende noten allemaal heel recht speelt, dan krijg je staccato muziek – die soms heel goed werkt. Maar ga je nadenken over de lengte tussen de noten in de context van de muziek, of hoe hard je aanslaat, dan krijg je interpretatie. Jaco Pastorius is natuurlijk een
heel goed voorbeeld van uitmuntende melodische frasering, maar ook in een repetitieve groove moet je kunnen fraseren. Pino Palladino zit bijvoorbeeld heel erg achter in de groove en dat vergt veel controle over en techniek op je instrument. Wat Pino Palladino bij D’Angelo deed, was fantastisch. Toen Voodoo in 2000 uitkwam, zat daar eigenlijk
alles in wat ik op dat moment te gek vond. Die plaat was zo’n inspirerende shock! Hij combineerde de oude soul van Marvin Gaye met zijn eigen tijd. Maar ik heb Pino ook wel eens in een trio zien spelen waarbij de vullingen uit je tanden sprongen, en wat-ie bij The Who doet, vind ik er ook helemaal niet bij passen. Hij is een bas-boer – maar wel de beste van de wereld.”


“Rockmuziek is een hele andere discipline; om daarin een stuwende kracht te zijn, moetje je spel meer naar voren leggen – mèt een goede sound. Dat laat ik studenten horen en doen: het effect begrijpen van òp de groove spelen, een fractie ervoor, of erna. Een goede bassist moet een keuze maken op fracties van seconden. De kunst is vervolgens
om die keuze consequent en constant vast te houden en vol te houden. En uiteindelijk ook los te laten en niet cerebraal worden, moet spontaan worden. Het moet in je rugzak zitten, maar je moet er tijdens het spelen niet te veel mee bezig zijn. Pas toen ik zelf les ging geven, ben ik wat boeken en lesmethoden gaan bestuderen. Het lesgeven heeft me
wel een andere kijk op muziek maken gegeven: je eigen spel onder woorden brengen en er een lesplan voor maken kan heel verfrissend werken. Dat houdt jezelf heel scherp. Ik ben zelf altijd een heel intuïtieve speler geweest, maar muziek maken is idealiter altijd
een combinatie van je oren en je kennis. Op je oren kun je - wanneer je muzikaal bent - heel ver komen, maar dan mis je toch iets. En alleen op de theorie gaan, is ook niet goed.”

Kinderbasje
“Mijn ’63 Lake Placid Blue Fender Precision is nog steeds mijn lievelingsbas en daar speel ik 85% van de tijd op. Die heeft met flatwounds en demping echt die hele donkere, diepe oude soul sound. Maar ik heb veel meer bassen en er zit wel een duidelijke keuze en filosofie achter de sound van die instrumenten, de manier waarop ik ze afstel en de manier waarop ik ze bespeel. Het is belangrijk dat je weet hoe je je bas moet afstellen en welke snaren erop kunt zetten – en wanneer je dat moet doen. Ik heb mijn snaren vrij hoog staan, want dan heb je meer laag en minder fret buzz, waardoor je toon schoner blijft. Maar in rockmuziek is lager vaak beter; al dat geratel is daar lekker. "

"Mijn bassen hebben allemaal een diepe, ronde, warme toon. Mijn D en G-snaar zijn net iets dikker dan in een normale set, 050 tot 070, zodat ik daar net wat meer laag heb. Het werkt twee kanten op: je kiest een bas om de sound, maar met die sound speel je ook weer anders. Ik heb nog een ‘63er Precision en die is wat meer poppy, heeft meer sustain en
bespeel ik met roundwounds. Vroeger speelde ik veel op een Jazz Bass; ik heb er in 1985 van Jan Hollestelle een gekocht uit 1962 en daar heb ik jarenlang alles op gedaan. Een fretloze Jazz is ook uit 1962, uit mijn Pastorius-tijd die precies klinkt als die van Pastorius – en dat is ook precies de reden dat ik er niet zo vaak op speel. Maar bij Candy Dulfer
gebruikte ik vooral een ‘69er Jazz omdat die net wat meer hoog heeft en net iets moderner klinkt, wat in haar muziek beter past.”

“Afgelopen maand heb ik filmmuziek voor ‘Bon bini: Judeska in da house’ ingespeeld en de producer wilde om dezelfde redenen ook precies die bas hebben. Maar op het nieuwe album van Liquid Spirits gebruik ik op 4 nummers een Ampeg bas die ik helemaal te gek vind. Die klinkt als een contrabas, maar net anders, en daar moet je ook weer heel anders op spelen. Benjamin Herman, die ik ook een heel inspirerende en creatieve muzikant vind, wilde voor ‘Deal’ en ‘Project S’ een soort plectrum sound met plaatgalm en daarvoor pak ik mijn Höfner. Dat is eigenlijk een onhandig kleine Bart Smit kinderbasje, maar hij klinkt daar precies te gek. Daarnaast heb ik ook een Harmony die vanwege zijn grotere formaat veel bespeelbaarder is. En onlangs heb ik een Music Man StingRay uit 1977 gekocht omdat ik Bernard Edwards en Louis Johnson ook bewonder en dat ding een heel aparte sound heeft. Daarop ga je ook weer heel anders spelen. En ook een Gibson, maar daar zit een soort kerncentrale als pick-up waardoor hij zoveel laag dat-ie eigenlijk niet bruikbaar is. Een Tsjernobyl bas! Soms koop ik een bas die later niet bevalt en dan doe ik hem ook weer weg. Ik ben geen verzamelaar, maar. Ik laat me graag inspireren door andere bassen, en ik gebruik ook veel effecten. Een vintage Mutron III bijvoorbeeld, een phaser en een MicroSynth voor die hele lage, hip-hop-achtige sinustonen. Dan speel ik dus heel hoog op mijn bas, want anders verblubbert alles. Je moet je hele techniek aanpassen om die sound te laten werken; je laat dan de sound bepalen wat je speelt. Dat is heel inspirerend, want dan moet je weer op een heel andere
manier creatief zijn. Maar zonder effecten bereik je soms ook bijzondere sounds: als ik op die LPB alle toon uithaal en ik ga op de hals aanslaan, dan krijg je een heel zoemend geluid waardoor je ook weer andere dingen gaat spelen.”

Het hele interview lees je in De Bassist 55 die via deze link, zonder bestelkosten en met iDeal te bestellen is.

Liquid Spirits is natuurlijk op facebook te vinden.

Heb je nog steeds niet genoeg van Manuel Hugas? Dat snappen we, want het is een inspirerende spreker.  Hier beluister je de podcast door Basgasten, i.s.m. De Bassist:

 

zoeken
zoeken