Als je in de race bent voor een Fender Precision en je bekijkt de beter betaalbare modellen, dan is er naast de instap-Player nu ook een Standard. Beide bassen werden al in De Bassist getest, maar het werd tijd om ze eens naast elkaar te leggen. We zochten daarnaast meteen uit waarom Mexicaanse bassen tegenwoordig Made in Ensenada op de kop hebben
Door: Chris Dekker
Onlangs hadden we de luxe om twee P’s te checken. Natuurlijk zou het nóg mooier zijn om er ook een standaard Amerikaan en een duurdere Squier naast te leggen, maar zo luxe was onze luxe helaas ook weer niet. Deze twee P’s zijn echter wereldwijd de bestsellers van Fender dus een goede vergelijking leek ons zinvol. Laten we eerst kennismaken met de twee rivalen en gaandeweg komen we terug op de verschillen en overeenkomsten. We nemen alvast een voorschot op de conclusie: de verschillen zijn erg klein
Fender Standard Precision Bass
Ons Indonesche exemplaar (gemaakt door Cort, onder meer bouwer van de meeste Ibanez-bassen) is wit, met een drielaags zwart/wit/zwarte slagplaat en met en esdoorn hals en toets. De body is van populierenhout en gelakt in polyurethaan. Het element is een keramisch exemplaar en de topkam is van Micarta: een op natuurlijke vezels gebaseerde kunststof. Verder is alles typisch P met volume en toon, de eenvoudige Fenderbrug en de ingang op de slagplaat. De hals heeft een C-vorm, een radius van 9,5” en een topkambreedte van 41,3mm De Standard wordt zonder tas geleverd.
Fender Player II Precision Bass
Ook bij de Mexicaanse Player II-serie kozen we voor een exemplaar met esdoorn toets. Een disclaimer: beide bassen zijn ook in diverse kleuren met palissander toets leverbaar, maar dit leek ons een eerlijkere vergelijking. Ons exemplaar is in Birch Green - met een drielaags wit/zwart/witte plaat - heeft een elzen body met polyester lak, een Alnico V element en een topkam van synthetisch bot. Ook deze bas wordt zonder tas geleverd en op papier wijkt de bas eigenlijk niet verder af van de Standard. Of wel?
Optisch zijn er diverse kleine verschillen en we beginnen bij de kop. De Standard heeft een simpel zwart Fender-logo, terwijl die van de Player II een goud letter met een zwarte lijn heeft. De stemmechanieken lijken exact hetzelfde, maar bij de goedkopere Standard staat het Fender-logo op elk mechaniek. Cool! Bij de halspenplaat is het dan weer omgekeerd. De Standard heeft een kaal exemplaar, terwijl we bij de Player II de mooie gestyleerde 'F' zien.
Beide halzen zijn op de achterzijde mat gelakt (voelt fijn en minder kleverig op warme podia), hebben smalle frets en zwarte dots op zijkant en toets. De kop van de Standard is glimmend en de toets mat. Bij de duurdere Player II is ook de toets glimmend. Het geeft een iets meer vintage-look aan de bas.
Dan is er nog een duidelijk verschil. Bij meer betaalbare bassen wordt er vaak een esdoorn toets op een esdoorn hals gelijmd, nadat de halspen is geïnstalleerd. Duurdere en oudere Fenders hebben een hals uit één deel esdoorn. De halspen wordt dan via een gleuf in de achterkant gemonteerd, die opgevuld wordt door een donkere strip hout: de skunk stripe. Vernoemd naar het stinkdier met de streep over de rug. Je raadt het misschien al: De Standard heeft geen skunk stripe en de Player II wel… …maar beide bassen hebben de toets apart op de hals gelijmd! De streep is dus puur cosmetisch.
Als je naar de body’s kijkt zijn er weinig verschillen. De tyische verchroomde knoppen met stelschroef, de drielaags slagplaten en de Split-P: optisch is er weinig te zien, behalve bij de brug. De Standard heeft stalen brugzadels die afgewerkt zijn met een laag satijnchroom. Het ziet er een beetje uit als aluminium. Ik zou geen voor of nadeel kunnen bedenken, maar ik herkende bij een bassist dat ze op een Standard speelde, door die opvallende zadels. De body’s zijn dus van een andere lak voorzien, maar om eerlijk te zijn moest ik googlen wat nu het verschil is tussen polyurethaan en polyester. De eerste is wat flexiberer, de tweede wat harder en kan nog meer glimmen. Niet echt een dealbreaker of -maker.
Beide bassen zijn voorzien van een set .045-.105-snaren. De Mexicaanse Player II heeft Fender-snaren en bij de Standard worden ze niet gespecificeerd. Voor de shoot-out voorzie ik beide bassen van mijn favoriete roundwound: D’Addario NYXL. Wel zo eerlijk.
Spelen!
Omgehangen vallen twee zaken op. De Standard is iets lichter, terwijl de hals van de Player II iets fijner en comfortabeler aanvoelt door de gerolde toetsranden. Wederom ben ik gaan googlen. Elzen en populier hebben een soortelijk gewicht dat ongeveer gelijk is. Hout blijft een natuurproduct en we komen op diverse fora veel observaties tegen. De een heeft een elzen Strat/Tele/P/J die lichter is dan een populieren exemplaar, maar ook andersom zoals in ons geval. Populier is wat zachter, beschadigt wat sneller en is wat minder mooi: het laatste is geen minpunt voor onze gespoten body’s, maar om eerlijk te zijn is de sunburst Standard ietsje minder mooi. Waarschijnlijk is het verschil in gewicht exemplarisch en kan je ook een lichtere Player II treffen. Eén ding is zeker: beide bassen zijn prima van gewicht en zeker niet zwaar.
Ik hou van lichte bassen én gerolde toetsranden. Zal ik de halzen dan maar omwisselen? Fender zal er niet blij mee zijn als ik ze zo terugstuur. Beide bassen hebben – voor mij – dus een voordeel. Het gewicht van de Player II is zeker niet te hoog en de hals van de Standard voelt ook gewoon fijn en niet scherp, dus het zijn details waar je snel aan went. Inpluggen maar.
De elektronica zou het verschil moeten maken. Heel kort door de bocht zou de klassieke Alnico V van de Player II wat warmer moeten klinken, met nadruk op mid, terwijl de keramische Split-P wat feller zou moeten zijn met nadruk op hoog en laag. Eigenlijk merk ik twee verschillen: vooral de E-snaar van de Standard is wat agressiever: hij gromt lekker. De Player II is wat netter. Dit is meer een kwestie van smaak. De witte P met zwarte slagplaat heeft het geluid wat bij zijn punk-imago past en de vriendelijk lichtgroene meer een popsound. Het is wederom geen heel groot verschil, maar hij is er. Het tweede verschil zit hem in de potmeters. De toonpot van de Standard is echt helder/dof, zonder tussenstanden. Twee prima sounds en zo'n potmeter verwacht je bij een iets goedkopere bas. De Player II heeft ook nog een goed bruikbare middenstand, waarbij het felle er net af is. Bij een bas in deze prijsklasse verwacht je eigenlijk een betere toonpotmeter.
Voordat we aan onze conclusie komen, moeten we het als echte Nederlanders even over het geld hebben. In een gemiddeld winkel in België en Nederland betaal je € 630,- voor de Standard (we zien wat aanbiedingen) en € 950,- voor de Player II. Natuurlijk koop je een bas om op te spelen, niet om weer te verkopen, maar het is iets om in het achterhoofd mee te nemen, Het is een vuistregel dat een tweedehands bas (en dan hebben we het niet over pakweg een originele ’62 Precision) ongeveer 70% van de nieuwwaarde mag opbrengen op Reverb of Marktplaats. Dat zou betekenen dat de Standard tweedehands € 440,- mag kosten en de Player II € 665,- Mocht je hem snel weer verkopen, verlies je met de Standard € 190,- en met de Player II € 285,-. Als je het zo bekijkt is de meerprijs het waard.
Conclusie
De Standard is goedkoper, in dit geval iets lichter, gromt lekker en heeft mooie stemmechanieken. De Player II is wat duurder, ziet er wat klassieker uit met de gelakte hals, de skunk stripe, het logo op de kop. En de ‘normale’ brugzadels. Hij speelt ietsje fijner door de licht gerolde toetsranden en klinkt ietsje netter. Het verschil in gewicht is waarschijnlijk exemplarisch, maar toetsranden en element niet. Niet dat er iets mis is met de keramische elementen, zeker niet, want ik denk dat ik de witte Standard net even lekkerder vind klinken. Maar je kan voor een set dure aftermarket-elementen gaan voor je Standard en alsnog goedkoper uitkomen dan de Player II.
De verschillen zijn minimaal en als ze er al zijn, zijn het voor mij geen onoverkomelijke zaken. Het land van herkomst kan een psychologische drempel zijn, maar zijn wij bassisten nu echt zulke snobs?
De Player II is gewoon een hele goede P voor de prijs en de Standard wijkt nauwelijks af. Een nog betere deal dus, maar ook een met een lagere restwaarde. Waar ik voor zou gaan? Voor misschien wel het allerbelangrijkste van een bas: de kleur. Welke kleur wil ik en in welke serie is deze leverbaar? Die zou ik kiezen. Succes!
(Kies je voor een sunburst waarbij het hout zichtbaar is: ga voor de Player II.)
En dan nog dit: Mexico versus Ensenada versus de Ford F-150.
Terwijl de Standard in Indonesië is gebouwd, is de Player II ‘Made in Ensenada’. Sinds een tijdje staat er geen Made in Mexico meer achterop de kop. We vroegen het ons af en we hebben het antwoord gevonden. Eerst dachten we dat het wellicht een imagokwestie was. Ensenada is een stad in de Mexicaanse deelstaat Baja California – dat klinkt bijna als California – en de huidige Amerikaanse president schopt nogal tegen alles wat Mexico is. Misschien klinkt Made in Ensenada daarom wat vriendelijker?
Niks is minder waar. De ‘made in’-wetten in Mexico, de VS en zeker in California worden steeds strenger. De kans is groot dat je Player II helemaal in Mexico door vaklieden is gebouwd, maar dat een te groot deel van de onderdelen niet Mexicaans is volgens de letter van de wet. Het zou ons niks verbazen als bijvoorbeeld bandknoppen, slagplaten en/of de bedrading uit Indonesië of China komen. Geef toe: je P gaat niet meer grommen door een échte Mexicaanse slagplaat of door échte Mexicaanse bandknoppen. Het is daarmee wel moeilijker om Made in USA of Made in Mexico op je kop te zetten. Op de meeste Amerikaansen Fenders zien we nu dus Made in Corona, California en op de Mexicanen Made in Ensenada. Erg? Op de meeste Music Mans staat Made in San Luis Obispo. Lakland heeft de Skykine-serie waarbij body en hals uit Azië komen. Zij kiezen voor Assembled in USA.
En de Ford F-150 in de titel? Dit is - met één gebouwd exemplaar per 53 seconden - de meest verkochte auto in de VS: een enorme pickuptruck, een echt werkpaard en misschien daarom wel de P onder de auto’s. Mede vanwege alle importtarieven werd er eens goed naar gekeken en werd bekend dat 57% van de onderdelen niet uit de VS komen, maar uit 24 (!) verschillende landen. Dus tsja, zelfs het Amerikaanse icoon, de F-150 is maar 43% echt Amerikaans. En nu we het toch over auto's hebben. Dodge, Chrysler, Jeep en RAM: Ze behoren allemaal tot de Stellantis-groep, een in Nederland beursgenoteerd bedrijd - net als U2 en de Rolling Stones, maar dat is weer een ander verhaal. Laten we het hier vooral over bassen hebben.